Een vrouw, enkel met een grote paarse sluier om haar lichaam gedrapeerd, houdt in beide handen een scepter vast.
De grote, ovale lauwerkrans vormt een soort omlijsting. De houding van de danseres is omgekeerd aan die van De Gehangene (12).
In de hoeken van de kaart zijn de vertegenwoordigers van de vier elementen in wolken gehuld.
Na de oproep om gehoor te geven aan de vervolmaking, om je met je ware zelf te verenigen, volgt de voleindiging. De danseres is geheel vrij en in eenheid met alles.
Terwijl ze in de materiële wereld leeft (de rechtervoet staat op de grond), wordt de vrijheid van de ziel weergegeven door de opgeheven linkervoet.
De scepters in haar hand betekenen, dat de mens het lot in eigen handen heeft. Ze zijn tevens symbool voor de mannelijke en de vrouwelijke energie, van elektrische en magnetische energie. Dit alles is in evenwicht, want de staven zijn even groot.
De paarse sluier verbergt haar tweeslachtigheid. Paars is de kleur van goddelijkheid. Ze is zowel mannelijk als vrouwelijk.
De groene lauwerkrans duidt op de overwinning, de bekroning, de versmelting van het ego met de ziel. Groen is eveneens een kleur van liefde en genezing.
De ovale vorm van de krans doet denken aan het getal 0, het kosmische ei, alles-in-een en hier het symbool van het hoogste bewustzijn.
De rode linten om de krans zijn in de vorm van een 8. Dit duidt erop dat hemel en aarde met elkaar in verbinding staan. Dit blijkt ook uit het feit dat de danseres met één voet op de ‘grond’ staat en één voet in de lucht heeft.
Het levensritme wordt door de dans van de danseres tot uitdrukking gebracht (de dans is het symbool van het in het nu staan).
De danseres, die de omgekeerde houding heeft van De Gehangene, laat zien waar de beproeving van de Gehangene uiteindelijk naartoe voert.
De vier elementen in de hoeken van de kaart zijn volledig vergeestelijkt. Je ziet alleen het hoofd en het hoofd staat voor de ware geest.
De Wereld symboliseert de voleindiging, de vereniging met het hoger zelf, het kosmisch bewustzijn.